Twee dingen wilden vooral ooms en tantes altijd graag weten. Hoe het op school ging. En wat ik wilde worden als ik groot was. “Journalist”, riep ik al op mijn twaalfde. En ik zag mezelf, wapperend met mijn perskaart, al van het ene auto-ongeluk naar de andere uitslaande brand hollen. Ik greep mijn eerste kans toen het Nieuwsblad van het Zuiden in de zomer van 1966 jongeren zocht om op een speciale dagelijkse pagina de plaatselijke kindervakantieactiviteiten te verslaan. Het lukte me een plaatsje in de zevenkoppige redactie te bemachtigen en ik schreef mijn eerste stukken.
Door deze activiteit kwam ik in contact met een leeftijdgenoot met soortgelijke ambities en samen bedachten we een passend gat in de markt: Tilburg zat nog zonder jongerenblad en dat schreeuwde om actie. We ontwikkelden een maandelijks tijdschrift en brachten dat in gestencilde vorm voor een dubbeltje per stuk aan het kind. (Wat gestencild is, leg ik later nog weleens uit.) Nadat we de werktitel ‘Piratenpost’ als te kinderachtig hadden verworpen, doopten we het nieuwe magazine ‘Junior’. Het blad verscheen gedurende twee jaargangen. Daarna waren we het beu en verlegden we onze activiteiten naar het radiowerk bij de ziekenomroep.
Dit speelde pakweg 45 jaar geleden. Daarna maakten wij van onze hobby ons beroep, om maar eens een cliché af te stoffen. Mijn vriend verdween naar Hilversum, waar hij bij de VARA Radio terechtkwam en ik ging de schrijvende journalistiek in. Na een poos bij een paar dagbladen te hebben gewerkt, stapte ik over naar de FNV. Daar maakte ik tientallen jaren lang verschillende magazines.
Mijn laatste project is een prachtig nieuw tijdschrift voor de gepensioneerde leden van de FNV. Ik ben vanaf het begin betrokken bij de opzet en de ontwikkeling ervan. Het blad ‘staat’ inmiddels, zoals dat heet, en binnenkort komt nummer 3 alweer uit. Eigenlijk bedacht ik pas vanochtend met een schok dat met het verschijnen van dit blad een cirkel rond is. Want het heet ‘Senior’. Ik ben vergrijsd in het vak, mag je wel zeggen.
September 2013