Nanko van Buuren is dood, las ik vorige week in De Volkskrant. Nanko was directeur van IBISS, een door hem eind jaren tachtig opgericht instituut dat zich het lot aantrekt van kinderen in de sloppenwijken van Rio de Janeiro. Ik ontmoette de geëmigreerde Groninger in december 1993. Ik was in Brazilië voor een seminar in Manaus over de toekomst van het tropisch regenwoud, georganiseerd door de internationale bouw- en houtbond.
FNV Mondiaal had me gevraagd om, als ik toch in Brazilië was, een paar projecten te bezoeken in Rio, die mede door de Nederlandse vakbeweging werden gefinancierd. Ik moest maar contact opnemen met Nanko van Buuren, want die wist ginds overal de weg. Ik stuurde Nanko een fax, hoorde niks en reisde af. Toen ik na het seminar van Manaus naar Rio was gevlogen, nam ik een taxi en ging op de bonnefooi naar het kantoor van IBISS. Daar trof ik hem. Mijn fax had hij niet ontvangen maar hij liet meteen zijn werk in de steek om met mij op pad te gaan. Het was een joviale man maar hij had ook iets van een patser. Hij was, laat ik het zo zeggen, niet bescheiden over zijn charitatieve activiteiten.
Onderweg stopte hij op een paar plaatsen waar IBISS met projectjes probeerde kansen te scheppen voor kansloze bedelaartjes en lijmsnuivertjes. Hij vertelde met compassie over ze. Alle straatschoffies die we tegenkwamen, begroetten hem vrolijk. Een jongetje dat een brutale uitval deed naar mijn broekzak om mijn portemonnee te pikken (wat in Rio vaker gebeurde) kreeg een scherpe reprimande.
We bezochten de FNV-projecten. Eén ervan betrof, als ik me goed herinner, een vakbond voor dienstmeisjes. Het andere was een omscholingsprogramma voor prostituees die uit het vak wilden stappen. Nanko nam me mee naar Vila Mimosa, een soort hoerendorp in een buitenwijk van Rio. Je kwam er binnen door een poort en stond dan ineens midden in een bizarre zelfkant van obscure barretjes, naargeestige speelhallen en bordelen in verwaarloosde panden. Het was een rosse wijk voor de arme lokale bevolking. Welgestelde heren zag je er niet, laat staan toeristen. Wel veel haveloze kerels met een ingevallen gezicht en een slecht gebit. De om en nabij tweeduizend vrouwen die hier werkten, waren van een bijpassende soort en zagen er weinig appetijtelijk uit. Niet jong, niet frivool, niet opgesmukt en waarschijnlijk al evenmin brandschoon en kerngezond. De term ‘dames van plezier’ dekte hier in geen enkel opzicht de lading. In dit dorp werd hooguit in schamel levensonderhoud voorzien.
Nanko bracht me naar één van de bordelen, waar een werkvrouw in de weer was met lakens en slopen, al wekte een vluchtige inspectie niet de indruk dat de bedden met grote regelmaat werden verschoond. De overige vrouwen in het huis, de verlopen tantes van de verderop op zonnige stranden flanerende meisjes van Ipanema, wachtten verveeld op klanten, hangend in de deuropening van schemerige kamertjes. Eén van hen nam deel aan het omscholingsprogramma en was bereid het verhaal te doen van haar leven en van de toekomst die ze voor zich zag. De ambitie droop er nog niet vanaf. Na het gesprek fluisterde Nanko me in dat ik de vrouw verletkosten moest betalen.
Als dank voor het snel openen van een aantal deuren in Rio, nodigde ik Nanko uit ‘s avonds met mij te gaan eten. Hij suggereerde een restaurant in Copacabana en daar verscheen hij in het gezelschap van twee jonge vrouwen, van wie er één hem nogal in beslag nam, zodat ik me noodgedwongen maar aangenaam onderhield met de andere. Het werd een zwoele zomeravond.
Toen ik hem eenmaal kende, kwam ik zijn naam met enige regelmatig in de media tegen. Vrijwel altijd werd lovend over hem en zijn werk geschreven. Misschien kantelt binnenkort het beeld van hem. De NRC, zag ik op internet, is bezig met een onderzoek naar zijn activiteiten en de financiële verantwoording ervan. Een publicatie daarover volgt later. Nanko van Buuren zal er geen kennis meer van nemen. Half februari werd hij op 63-jarige leeftijd getroffen door een fatale hartaanval en een paar dagen later in Rio begraven.