Toen mijn eerste vrouw en ik in 1973 met een allegaartje aan bijeengeharkte spulletjes ons eerste appartementje betrokken in Alphen aan den Rijn, bleek in het halletje geen ruimte te zijn om een kapstok op te hangen. Daarom kochten we een staand exemplaar, ons allereerste gezamenlijk verworven meubelstuk. Hij was knalrood en stak lekker af tegen het groen en oranje waarin we ons huisje hadden geverfd, zoals de mode die dagen voorschreef.
Toen we een paar jaar later verhuisden naar Den Bosch en weer een paar jaar later naar Nieuwerbrug, ging de kapstok mee. Maar intussen was hij wel érg rood geworden. Grijs was de trend. Dus verfde ik het ding een soort van muisgrijs. Daarna ging ik scheiden. Mijn vrouw vertrok maar de kapstok bleef me trouw. Na verloop van tijd verkaste ik naar een woning waar al een fraaie kapstok in de hal hing. De staande grijze verhuisde naar de zolder, waar hij eenzaam begon te verpieteren.
Bij FNV Bouw gooide ik ’s morgens mijn jas altijd over een stoel in mijn kamer. Meer collega’s hadden die gewoonte. Dat vonden we kennelijk praktischer dan gebruik te maken van de centrale garderobe beneden in de hal. Maar slordig was het wel. Op een dag kwam ik op het idee mijn grijze kapstok een tweede leven te gunnen. Ik nam ‘m mee naar kantoor en zette ‘m in mijn kamer. Een aantal jaren geleden werden voor de C&M-collega’s de eigen kamers afgeschaft in ruil voor een kantoortuin. Daar kreeg mijn oude kapstok een mooi plekje en werd nuttiger dan ooit want nu hangen soms wel twaalf collega’s er dagelijks hun jas aan.
Toen ik vorig jaar afscheid nam van de bond, besloot ik de kapstok te laten waar hij was. De C&M’ers zouden hem maar missen als hij op een ochtend niet op zijn vertrouwde plekje stond. En bovendien: waar zou men mij voor aanzien als ik op een avond bij het verlaten van het bondskantoor een grote staande kapstok meezeulde?
Nu ik na tien maanden afwezigheid weer achter mijn eigen bureau in de nabijheid van mijn eigen kapstok zit, besluit ik daar toch maar eens een blog aan te wijden. Al is het maar omdat kennelijk nooit iemand zich afvraagt waar dat ding eigenlijk vandaan komt. Wie mocht twijfelen aan de waarheid van mijn verhaal moet maar even de voet van de kapstok bekijken. Daar is de grijze verf een beetje afgebladderd en piept het oude knalrood tevoorschijn.
De kapstok viert dit jaar zijn veertigste verjaardag maar hij is nog even vitaal als op de dag dat hij zijn eerste jas droeg. Hij gaat nog wel een poos mee. Het zou me niet verbazen als mijn oude kapstok straks na alle reorganisaties bij de FNV als enige nog kaarsrecht overeind staat.
Augustus 2013