Over glijmiddel dat los wordt verkocht

Argus nr. 180 14 augustus 2024

Btw: straf en beloning

In 1934 werd in Nederland de omzetbelasting ingevoerd als een tijdelijke maatregel, bedoeld om de financiële gevolgen van de economische crisis te bestrijden. Maar niets is zo blijvend als het tijdelijke. Amerika’s founding father Benjamin Franklin wist het halverwege de achttiende eeuw al: “In this world nothing is sure but death and taxes”. De belasting, die wij tegenwoordig vooral kennen als btw, werd nooit meer afgeschaft. Het leverde de schatkist in 2023 het lieve sommetje op van 77 miljard euro.

Behalve een aangename bron van inkomsten voor de overheid, is de btw ook een politiek instrument. Het kabinet kan aan de knop draaien om te belonen of te straffen. Wordt een artikel beschouwd als ongezond of anderszins onwenselijk voor consumptie dan belast je het met een hoog tarief, wil je gebruik of verbruik juist stimuleren dan zet je het lage tarief in. Naast een middel om te reguleren, geeft de overheid er ook een signaal mee af. Als het kabinet-Schoof geld nodig heeft om de wensen van de coalitiepartners in te willigen, kan het zomaar besluiten om boeken en andere culturele producten van het lage naar het hoge tarief te verhuizen. Dat levert inkomsten op, maar laat ook zien dat het kabinet niet zoveel op heeft met cultuur. Daarmee werpt het een extra barrière op tegen de inspanningen op vele fronten om het lezen te bevorderen en mensen met allerlei vormen van kunst in aanraking te brengen.

In 1934 werd begonnen met een omzetbelasting van 4 procent op algemene goederen en 10 procent op luxeartikelen, terwijl eerste levensbehoeften onbelast bleven. In de loop van de jaren zijn die tarieven gestegen tot 21 procent voor de meeste producten en diensten en 9 procent voor eerste levensbehoeften. Maar consequent wordt die verdeling niet gehanteerd, zegt prof. Redmar Wolf, hoogleraar kostprijsverhogende belastingen aan de Rijksuniversiteit Groningen en bijzonder hoogleraar indirecte belastingen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. “Hoog, laag, vrijgesteld, het is behoorlijk willekeurig. Pressiegroepen en lobbyisten slagen er vaak in bepaalde producten van tarief te laten verspringen. Langzamerhand is het een lappendeken geworden.”

Die deken levert wonderlijke voorbeelden op. Tandpasta werd ooit beschouwd als een preventief geneesmiddel en werd laag belast, maar inmiddels is men daarvan teruggekomen en betaal je de volle mep. Glijmiddel los verkocht doet 21 procent, maar in combinatie met condooms slechts 9. Een behandeling bij de schoonheidsspecialiste kost je het hoge tarief, bij de kapper het lage. De gel die de kapper in je haar doet: 9 procent; die hij verkoopt in een potje: 21. Wolf: ”Die inconsequenties kun je voorkomen als je zou besluiten één tarief te hanteren, zoals ze in Denemarken doen. Maar daar zijn wij niet zo van in Nederland: wij willen allegraag op detailniveau regelen.”

De staat mag overigens niet helemaal zelf zijn btw-tarieven vaststellen. Europese richtlijnen geven daarvoor de bandbreedtes aan. “Dat stamt uit de tijd van de EEG”, zegt Wolf. “Elke lidstaat had voorheen zijn eigen belastingsystemen, die vaak ver uit elkaar liepen. Besloten werd tot een zekere harmonisering om bij in- en uitvoer van goederen naar elkaar oneerlijke concurrentie te voorkomen.”