Jarenlang schreef ik columns voor de magazines waarvan ik hoofdredacteur was. Dat deed ik met veel plezier omdat het de enige vrijplaats is in het blad. Je kunt een onderwerp persoonlijk benaderen, er op je eigen manier iets van vinden en daar in je eigen stijl over schrijven en dat alles in een beperkte ruimte. Hier heb ik er een aantal verzameld die nog leesbaar zijn buiten de directe context waarin ze toen werden geschreven.
Week in, week uit
In tegenstelling tot wat de kalender ons wijsmaakt, telt dit jaar geen 52 weken maar een veelvoud daarvan. Een poging om het juiste aantal bij benadering vast te stellen heb ik opgegeven want ik raakte al gauw de tel kwijt. Ik doel op de weken tussen aanhalingstekens: themaweken. Ze zijn een ware plaag. Iedere club, elk dier en zelfs elke afwijking moet tegenwoordig zijn eigen ‘week’ hebben. Ik tikte voor de aardigheid op Google ‘week van de’ in. En schrok me dood: pagina’s vol ‘weken’.
‘Jaren’ heb je ook. Zo is 2007 het ‘jaar van de Molen’. Daar hebben we een paar maanden geleden in dit blad aandacht aan besteed door middel van een reportage over de restauratie van een molen. Maar wist u dat het ook het officiële ‘Jaar van de Dolfijn’ is van de Verenigde Naties? Misschien wel want er wordt nogal wat aan gedaan onder de bezielende leiding van prinses Irene die er de Nederlandse ambassadrice van is. Maar mij was het eerlijk gezegd ontgaan.
Maar goed, ik had het over ‘weken’. Zoals gezegd, het stikt ervan. Er is een ‘Week van de Vooruitgang’, een ‘Week van de Zee’, en een ‘Week van de Soep’. Gelukkig is er ook een ‘Week van de Liefde’ maar waarom in vredesnaam een ‘Week van de Nestkast’?
Ik kom daar zo op omdat we in dit nummer van FNV Bouw Magazine een artikel hebben over de ‘Week van de Geschiedenis’. Die is dit jaar van 12 tot en met 21 oktober met als thema ‘Wonen in Nederland’. In ons land staan zeven miljoen huizen waarin zestien miljoen mensen wonen. Maar de ‘week’ strekt zich ook uit tot de woningen die er ooit stonden maar nu zijn verdwenen. Over bouwen of bouwers gaat het in die ‘week’ niet of nauwelijks maar zonder ons was er weinig terechtgekomen van al die woningen. En met ons bedoel ik dan de achterban van FNV Bouw. Want wij met z’n allen hebben die huizen toch maar mooi gebouwd, geschilderd, gemeubileerd, verbouwd en – indien van toepassing – gesloopt. En niet te vergeten in veel gevallen verhuurd want de collega’s van de woningcorporaties zijn ook van de partij. Vandaar dat de ‘week’ in kwestie ook een beetje van ons is. Dat treft. Hoeven we geen aparte ‘Week van de Bouwvakker’ in het leven te roepen. Het jaar duurt met al die weken al lang genoeg.
FNV Bouw Magazine, oktober 2007
Miskleunen
Functioneel naakt. Die term valt bijna nooit meer. Misschien omdat bloot om ons heen zo gewoon is geworden dat niemand er zich meer erg druk over maakt. Vroeger was het onderscheid tussen functioneel of niet functioneel wel degelijk relevant. Als je naar een film ging die een tikje al te gewaagd was, werden alom de wenkbrauwen gefronst. Tenzij je aannemelijk kon maken dat het gebodene functioneel was. Dan was het verantwoord.
Tegenwoordig lijkt menigeen het spoor bijster. Neem nou die dame van de ChristenUnie, die moord en brand schreeuwde over een poster van een vrouw in een goudkleurige bikini die ergens in Utrecht werd opgehangen. Gelukkig vond haar verontwaardiging weinig weerklank want het ging daar nu juist om een goed voorbeeld van een staat van ontkleding die functioneel genoemd mag worden. Als tegen de zomer lingeriezaken hun badkleding willen aanprijzen, kunnen ze hun model toch moeilijk een winterjas aantrekken.
Een heel ander verhaal is de advertentie die onlangs in bouwbladen opdook van Tweha, een fabrikant van lijmsystemen. Die roemt een ‘knappe voorgevel’, zoals die alleen dankzij Tweha-producten tot stand kan komen. Op de bijbehorende foto staat een mevrouw die haar eigen voorgevel in de strijd werpt. De foto is te zien op de pagina hiernaast want een dergelijke foute combinatie vraagt natuurlijk om een ‘eervolle’ vermelding in onze rubriek Bont.
Bloot verkoopt. En daarom proberen reclamemakers er te pas en te onpas aandacht mee te trekken. Ik ben gelukkig niet op de Autorai geweest maar ik weet dat de branche met de snelle bolides deze stelling traditiegetrouw onderstreept. Maar ook in onze eigen bedrijfstakken, toch wat minder sexy van aard, zijn elk jaar wel een paar voorbeelden te vinden van miskleunen met naakt. Enkele daarvan heb ik nog op het netvlies staan. Zoals dat van die fabrikant van dakbenodigdheden, die adverteerde met een naakt stel met een baby onder het motto ‘samen maak je kwaliteit’. Maar het sterkste staaltje waarvan we in ons blad ooit melding maakten, levert toch een Italiaanse doodskistenfabriek. Die geeft jaarlijks een kalender uit met foto’s van zijn doodskisten, waartegen zich rondborstige stoeipoezen hebben gevlijd. Wat daar het verkoopargument van is, ontgaat me eerlijk gezegd. Bloot verkoopt ja. Maar rouwende nabestaanden lijken me niet in de stemming om hun keus door een pin-up te laten beïnvloeden. Functioneel dus allerminst maar gewaagd en origineel, dat wel.
FNV Bouw Magazine, mei 2007
Teamwork
“Is dat een dagtaak dan?”, vroeg iemand mij laatst toen ik vertelde dat het maken van dit maandblad mijn werk is. Licht ongeloof stond op zijn gezicht te lezen. Omgekeerd was ik weer verbaasd over zíjn verbazing. Je staat er eigenlijk nooit zo bij stil dat veel mensen geen idee hebben wat er allemaal bij komt kijken voor er een tijdschrift op de deurmat ligt. Zoals ik op mijn beurt trouwens evenmin weet wat er nodig is voor het storten van een vloer, het bouwen van een dakkapel of het betimmeren van een plezierjacht om maar eens wat te noemen. En dat is misschien maar goed ook. Ieder zijn vak.
Evengoed had ik het toch wel aardig gevonden als de man in kwestie bij de bijeenkomst was geweest die we op 24 januari hadden op het bondskantoor in Woerden. Daar werd het eerste nummer gepresenteerd van de zesde jaargang van FNV Bouw Magazine dat op die dag in een geheel nieuwe vormgeving van de pers rolde. Zoals u elders in deze rubriek kunt lezen, nam voorzitter Dick van Haaster het eerste exemplaar in ontvangst. Voor die gelegenheid hadden we iedereen uitgenodigd van binnen en buiten de bond die aan dit blad werkt. We waren daar toch al gauw met zo’n vijfentwintig mensen bij elkaar. Nee, die hebben niet allemaal een dagtaak aan het magazine. Maar ze spelen ieder een grotere of een kleinere rol in het productieproces. Als redacteur of fotograaf, als illustrator of columnist, als vormgever of drukker. En vergeet ook niet de medewerkers die zich bezighouden met het werven van advertenties, het maken van puzzels, het betalen van rekeningen en het verzenden van bewijsexemplaren.
Al die collega’s werken op hun eigen locatie. De redactie en de administratie op het bondskantoor in Woerden, de lithograaf zit in Maarssen, het advertentiebureau in Arnhem, de drukker in Doetinchem en de fotografen doorkruisen het land. In zekere zin zijn het allemaal collega’s maar de mate van contact met elkaar is wisselend. Sommigen werken dagelijks samen, anderen komen elkaar af en toe tegen maar er zijn er ook die elkaar niet eens kennen. Vandaar het idee om allemaal bij elkaar te komen ter gelegenheid van de restyling van het magazine. Zo zijn we samen de zesde jaargang ingegaan. En zo’n nieuwe vormgeving geeft iedereen weer volop energie om er iets moois van te maken. Of je er nu een dagtaak aan hebt of niet.
FNV Bouw Magazine, maart 2007
Tegen aardappelen en lawaaisaus
Wist u dat de Volkskrant een verre voorloper is van FNV Bouw Magazine? Waarschijnlijk niet want het bondsblad en het dagblad hebben weinig méér met elkaar gemeen dan dat het gedrukte journalistieke producties zijn.
Afgelopen zomer vierde de Volkskrant feest ter gelegenheid van het verschijnen van de 25duizendste uitgave. Voor de lezers was er een presentje in de vorm van een mooie jubileumbijlage over onder meer de geschiedenis van de nu 85-jarige krant. Die was in de beginjaren nauw verbonden met de vakbeweging. Sterker nog, aanvankelijk wás hij van de vakbeweging. Hij verscheen voor het eerst in 1919 als ‘orgaan van de federatie der diosecane R.K. volks- en werkliedenbonden in Nederland’. Het werd hoog tijd dat die een blad kregen. Enerzijds om een eigen communicatiekanaal te hebben want de katholieke arbeidersbeweging kon persberichten uitgeven wat ze wilde maar geen krant die ze afdrukte. Anderzijds om de katholieke arbeiders te verlossen van ‘de dagelijkse voeding met aardappelen en lawaaisaus’ die ze door de bestaande kranten met de paplepel kregen toegediend.
Na de oorlog verlegde de krant zijn werkterrein van de vakbeweging naar de politiek en werd spreekbuis van de Katholieke Volkspartij tot de redactie het aan het eind van de jaren vijftig benauwd begon te krijgen onder het katholieke juk. In de jubileumbijlage wordt beschreven hoe de betekenis van het begrip emancipatie voor de krant verschoof van de bevrijding van de katholieke arbeiders naar de bevrijding van de krant zelf ‘uit de klusters van de KVP en de kerk’. In 1965 sneuvelde het stempel ‘katholiek’. De arbeiders verdwenen als abonnee en maakten plaats voor leraren en maatschappelijk werkers. De krant schoof op naar links en kwam terecht in het kamp van de PvdA en de moderne vakbeweging. Ook die tijd is voorbij. De redactie is ook aan dat keurslijf ontsnapt en kan nu een onafhankelijk progressief dagblad maken.
De katholieke vakbeweging is intussen haar eigen weg gegaan en is, samen met de socialistische broeders, de FNV gaan vormen. In de loop der tijd zijn veel ‘organen’ ontstaan en ook weer verdwenen. Voor de leden van FNV Bouw is er nu dit maandblad. Met de Volkskrant heeft dat weinig meer gemeen. Maar evengoed had hoofdredacteur Pieter Broertjes mij for old times’ sake wel eens op zijn feestje mogen uitnodigen voor een glaasje champagne.
FNV Bouw Magazine, oktober 2006
Niet te stuiten!?
De uitvinding van het wiel wordt graag aangehaald als een mijlpaal in de geschiedenis. Daar wil ik niks aan afdoen, ook al sta ik me tweemaal daags te ergeren tussen al zijn nazaten. Maar de uitvinding van de baksteen mag er ook zijn. Een stuk gebakken klei in rechthoekige vorm, meer is een baksteen eigenlijk niet. Evengoed helpt hij de mensheid al duizenden jaren lang aan onderdak. En is een groot deel van ons cultuurgoed eruit opgebouwd.
Het wiel en de baksteen stammen ruwweg uit dezelfde periode, zo’n dikke vijfduizend jaar geleden. Wanneer het wiel Nederland binnenrolde weet ik niet maar met de baksteen maakten we pas kennis in de Romeinse tijd. Samen met veel andere noviteiten brachten de legers van Ceasar hem tegen het begin van onze jaartelling mee op hun veroveringstocht naar het noorden. Veel zagen we er in die tijd kennelijk nog niet in want toen de Romeinen na een paar eeuwen verdwenen, namen ze de baksteen weer mee terug.
Pas diep in de middeleeuwen dook de baksteen weer op in de lage landen. En begon aan een opmars die niet meer te stuiten zou blijken. Nederland was met zijn klei langs de grote rivieren natuurlijk ideaal voor de fabricage. Het hoogtepunt van de productie lag in de jaren zeventig van de vorige eeuw. We maakten er toen 2,5 miljard per jaar. Dat is inmiddels wat teruggelopen door de opkomst van veel nieuwe bouwmaterialen zoals beton, glas en metaal. Maar de baksteen blijft een sterke speler op de bouwmarkt. Hij is onoverwinnelijk als het gaat om de combinatie van mooi, warm en duurzaam.
Er is één omstandigheid die de baksteen zou kunnen stuiten. En dat is een gebrek aan metselaars. Doordat er op termijn een tekort dreigt aan vaklieden, worden nieuwe methoden bedacht om bakstenen te verwerken. Je kunt prefab-muren maken in de fabriek. En er zijn systemen ontwikkeld om ze zonder gebruik van specie vast te klikken, aan strips te hangen of zelfs te rijgen. Maar dat is allemaal behelpen. Een baksteen verdient toch eigenlijk ouderwets, degelijk metselwerk.
Dit nummer van FNV Bouw Magazine is voor een deel uit baksteen opgebouwd. U kunt lezen over de geschiedenis van de baksteen, de toepassingsmogelijkheden en nieuwe ontwikkelingen. Weer een nummer dat staat als een huis.
FNV Bouw Magazine, september 2006
Afscheid
In 1979 kwam ik in dienst van de bond. Dat was toen de Federatie Bouw- en Houtbonden, één van de voorlopers van FNV Bouw. Het ledenblad heette Profiel. Mijn eerste grote artikel verscheen onder de kop ‘Mohamed en Fatna in het beloofde land’. Het ging over een Marokkaans echtpaar dat hulpeloos door Utrecht zwierf. Mohamed was ooit naar Nederland gehaald om zwaar en smerig werk te doen en was uiteindelijk als hulpschaver bij een houthandel terechtgekomen. Maar nadat hij lichamelijke klachten had gekregen, kwam hij nergens meer aan de bak. Ook Fatna had geen werk meer. Het echtpaar moest rondkomen van een minimale uitkering en was door buurtbewoners ook nog eens hun bovenwoning in een asociale wijk uitgejaagd.
Mohamed en Fatna hadden zich het leven in Nederland ooit anders voorgesteld. Ze hadden nog één plek in Utrecht waar ze grond onder hun voeten voelden en dat was het districtskantoor van de bond aan de Weerdsingel. Daar schuifelden ze dikwijls naar binnen om bemiddeling te vragen bij instanties, hulp bij het invullen van formuleren of zomaar voor menselijk contact. Op het bondskantoor zat hun steun en toeverlaat: districtsbestuurder Ad Kamp.
Ad belde de redactie van Profiel met de vraag of daar nou niet eens een artikel in zat. Hij vond dat het echtpaar door iedereen in de steek was gelaten. Hij was zelf bijna wanhopig omdat hij bij zijn pogingen om iets voor het tweetal te doen, overal tegen een muur opliep. Ik sprak met Ad en met Mohamed en Fatna en schreef het betreffende artikel, waarin de instanties er flink van langskregen. Kort daarna werd ik gebeld door een boze vertegenwoordiger van de gemeente, die juridische stappen aankondigde tegen mijn ‘beledigende’ stuk. Daar schrok ik van. Stel je voor, mijn eerste artikel in bondsdienst en meteen al voor de rechter gedaagd! Ad reageerde laconiek. “Het is belangrijk dat we dit verhaal vertellen. De rest zien we later wel”. Ik heb er nooit meer iets van gehoord.
Dat was mijn kennismaking met Ad Kamp. Nadien leerde ik hem veel beter kennen want hij kwam als bondsbestuurder – later werd hij algemeen secretaris – naar het hoofdkantoor in Woerden. En daar ging hij nooit meer weg, ook niet nadat hij officieel met de vut was gegaan. Tot hij op 12 juni plotseling stierf, 66 jaar oud. In dit nummer leest u meer over dat verdrietige afscheid.
FNV Bouw Magazine, juli 2006
De paus en het congres
Op de vroege ochtend van de eerste congresdag van FNV Bouw hoorde ik op de radio een interview met bondsvoorzitter Dick van Haaster. Gelukkig. Want er is een bijna spreekwoordelijke zekerheid in het onzekere leven van mediabespelers: als de paus doodgaat, kun je het wel schudden. En de paus ging dood. Op dezelfde zaterdag dat onze eigen JP II (het tweede kabinet van Jan Peter Balkenende, pvda) van het D66-congres nog wat respijt kreeg, legde die andere JP II (Johannes Paulus II, pvda) in Rome er het bijltje bij neer. Arme voorlichters van FNV Bouw, dacht ik meteen. Want het was aan de vooravond van ons congres. En zo’n congres mag dan geen opzienbarend nieuws zijn maar voor bond en omgeving is het toch een gebeurtenis van formaat waarvan je graag iets terugziet in de publiciteit.
Het volkje dat beroepsmatig met enige regelmaat de aandacht van de media probeert te trekken, weet hoe onvoorspelbaar het resultaat van zijn inspanningen is. Nieuws is moeilijk te sturen en scoringskansen hangen af van tal van factoren. De beste mogelijkheid is de komkommertijd. Als hartje zomer Nederland op vakantie is, snakt de pers naar kopij voor de toch al afgeslankte krant. Dan verandert plotseling de definitie van ‘nieuws’ en de sluwe voorlichter slaat zijn slag. Hij haalt de kolommen en vergeet in zijn euforie dat er bijna niemand thuis is om ze te spellen.
In de rest van het jaar is het ongewis. Zelfs als er in de verste verte geen tsunami of terrorist te bekennen is, zijn er genoeg kapers op de kust om je de pas naar krant, radio en televisie af te snijden. En als de paus doodgaat, kun je het helemaal vergeten. Het overlijden van de katholieke kerkvorst is het soort nieuws waarvoor dagenlang alles moet wijken. De zorgvuldige planner van een mediacampagne trekt zich de haren uit het hoofd als het juist hem overkomt. Alles tot in de puntjes geregeld, alle eventualiteiten voorzien. En dan gooit het Vaticaan roet in het eten.
Het gezegde over de paus dreigde in het vergeetboek te raken omdat er al 27 jaar geen meer was gestorven. Maar nu zijn we weer bij de les. Gelukkig vonden de media tussen véél paus in toch nog een gaatje voor ons congres.
In dit FNV Bouw Magazine hebben we het zelf in de hand: géén paus en veel congres. En kunnen de mediabespelers nu weer even opgelucht ademhalen? Nou, nee. Want weliswaar hield JP II het 27 jaar uit maar zijn voorganger bezweek al na een maand. Het blijft tobben.
FNV Bouw Magazine, mei 2005
Uit de koers
In het overstelpende nieuwsaanbod van dinsdag 2 november (de moord op Theo van Gogh, de Amerikaanse presidentsverkiezingen en de gezondheidstoestand van Arafat) verschoof het overlijden van Gerrie Knetemann naar de marge. Aanvankelijk was het me zelfs ontgaan totdat er in het staartje van het NOS Journaal toch nog melding van werd gemaakt. Zo losten op één dag twee generatiegenoten, van mij en van elkaar. Verder hadden ze weinig gemeen. Van Gogh maakte er een sport van iedereen tegen zich in het harnas te jagen; Knetemann was een allemansvriend. Hij was één van de beste maar zeker de allerleukste wielrenner die Nederland ooit had. Hij speelde zijn hoofdrol in de hoogtijdagen van het Nederlandse wielrennen. Zowel op de fiets als na afloop van de koers als hij bij Theo Koomen de wedstrijd op onnavolgbare wijze analyseerde.
Hij was als straatmaker die trots was op zijn afkomst ook een jongen van het volk. In zijn dubbele hoedanigheid van (toen al) ex-topsporter en oud-beoefenaar van een bouwberoep, interviewde ik hem ooit voor een serie in ons blad over bekende Nederlanders die in bouw en hout hadden gewerkt. Als journalist kom je veel bij de mensen thuis maar het blijft bijzonder als je mag aankloppen bij iemand voor wie je ook persoonlijk grote bewondering hebt. Dat gold voor mij in het geval van de Kneet. Ik zat een ochtendje bij hem thuis in Krommenie te praten over zijn verleden als straatmaker én als wielrenner. Of liever: ik zat te luisteren want Knetemann had niet veel aanmoediging nodig om de ene na de andere anekdote uit zijn mouw te schudden.
Ik begon het verhaal dat ik over hem schreef met de mooiste uitspraak die hij die ochtend deed. Toen ik hem vroeg of hij nog fietste, bevestigde hij dat. “Langzaam fietsen is het mooiste wat er is”, zei de man die ooit het hardst fietste van de hele wereld. Zijn huiskamer werd van een andere ruimte gescheiden door een glazen wand waarin de beroemde finishfoto was gegraveerd van het wereldkampioenschap van 1978 in Duitsland, toen hij Fransesco Moser op de meet met een banddikte klopte. Langzaam fietsen is hij blijven doen. Tot hij op 2 november voor het laatst de mountainbike besteeg. Als geen ander wist de Kneet dat fietsen de dood brengt of de gladiolen. In zijn lange prachtige carrière streek hij vaak de gladiolen op. Deze laatste keer niet. Evengoed een mooie dood voor een Kneet. Maar wel veel te vroeg.
FNV Bouw Magazine, december 2004
De agenda van minister Dekker
“Ja, ik weet het, we leven in een mediacratie. Daar houd ik rekening mee, anders zou ik geen interviews geven”, zegt VVD-minister Sybilla Dekker in een interview met Elsevier. Ze staat de pers dus wel te woord maar niet van harte. En erg selectief, zo blijkt. Want een herhaald verzoek van FNV Bouw Magazine om een interview met de bewindsvrouw op ‘ons’ departement VROM, wordt niet gehonoreerd. Aanvankelijk worden we op de lange baan geschoven omdat de minister eerst moet bevallen van de ‘Nota Ruimte’ met alle politieke en publicitaire kraamvisite daaromheen. Als we het daarna opnieuw proberen, meldt een voorlichter onomwonden dat een interview met het blad van FNV Bouw “niet inpasbaar is in de agenda van de minister”. In een later stadium dan misschien?, zo blijven we voorzichtig aandringen. “Ik zou er geen rekening mee houden”, adviseert de voorlichter.
Toevallig werk ik deze maand 25 jaar bij FNV Bouw (dankuwel!) maar ik kan me niet herinneren dat in de loop van die kwarteeuw ooit één minister of staatssecretaris ons een interview heeft geweigerd. Ze riepen niet altijd “Graag! Komt u vanmiddag meteen maar langs”, maar het bleek uiteindelijk altijd inpasbaar in de agenda. Zo uit het blote hoofd herinner ik mij interviews met – in willekeurige volgorde – PvdA-bewindslieden als Kok, Herfkens, Alders, Simons, Kosto en ter Veld, met CDA’ers als Lubbers, Brokx, en Heerma, met Nijpels, Linschoten en Hoogervorst van de VVD en Nypels, Ybema en Tommel van D66.
Mevrouw Dekker was lange tijd voorzitter van bouwwerkgeversorganisatie NVOB en kent de bouw door en door. Wij zouden graag eens van haar horen hoe zij de bouwfraude heeft beleefd. Maar ook wat zij vindt van het plan van háár kabinet om werknemers die al op hun vijftiende in de bouw zijn begonnen tot hun 65e te laten doorwerken. En wat ze tegen collega De Geus heeft gezegd toen die verkondigde dat metselaars op leeftijd zich altijd nog kunnen omscholen tot stukadoor om zo ‘rustig’ hun AOW-leeftijd te halen. Elsevier vraagt daar allemaal niet naar.
Om aan de ‘mediacratie’ tegemoet te komen, gaf Dekker interviews aan bladen als het Financieel Dagblad, Cobouw, Aedes Magazine en BouwNieuws van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf. Allemaal bladen die vooral door werkgevers worden gelezen. Wat dat betreft is FNV Bouw Magazine in het nadeel. Dit blad gaat naar honderdvijftigduizend werknemers in bouw en hout. En op werknemers heeft het kabinet-Balkenende het nu eenmaal niet.
FNV Bouw Magazine, september 2004