Argus 41/30 oktober 2018
De jongens van de zolder
Oud-vakbondsbestuurder Jaap van der Linden (1935 – 2017) leerde Kok in november 1961 kennen, toen hij zelf solliciteerde bij de ANB als jongmaatje voor het scholingswerk. Kok zat daar sinds kort als economisch assistent. De bond was krap gehuisvest in twee herenhuizen in de Vondelstraat in Amsterdam, zodat er eigenlijk geen plek voor hem was. “Maar”, zo vertelde Van der Linden, “als je vier trappen beklom, kwam je op de zolder waar een paar oude bureaus stonden. Een ervan was al bezet door een leeftijdgenoot die kort daarvoor in dienst was gekomen, Wim Kok. Hij had na zijn studie een baantje gevonden als telefonisch verkoper van sperziebonen maar dat zag hij toch niet als zijn levenswerk. Het moest de vakbond worden. Ik nam het bureau naast het zijne en een paar jaar lang waren Wim en ik bij de bond ‘de jongens van zolder’.
Jongens die heel verschillend waren. Van der Linden was de doener, Kok zat liefst gebogen over zijn dossiers. Van der Linden: “Hij had duidelijk meer letters gevreten dan ik. Hij had aardigheid in het vergaren van kennis. In de avonduren deed hij een studie econometrie en daarnaast was hij altijd bezig met een schriftelijke cursus. Hij bladerde regelmatig door een catalogus en mompelde dan: ‘Cursus korte verhalen schrijven, dat lijkt me wel wat.’ Hij deed daar vier maanden over als er een half jaar voor stond.”
Kok pauzeerde nooit voor de lunch. Van der Linden: “Hij dook tussen de middag in zijn leerboeken. Behalve op maandag, dan had hij een andere missie. Hij ging dan naar de sigarenboer in de buurt om de voetbaltoto in te vullen. Wim vond dat hij verstand had van voetballen en dat hij door de econometrie wist hoe hij de vakjes op het formulier slim moest aankruisen. Daar zou ooit een vette prijs uitrollen. Hij heeft er nooit een stuiver aan verdiend.”
Toen Van der Linden naar een bijeenkomst met kaderleden moest in Rotterdam, wilde Kok mee. “Hij zat altijd met zijn neus in de papieren en had bij wijze van spreken nog nooit een vakbondslid gezien.” Het tweetal reisde met de trein naar Rotterdam, waar ze op het Centraal Station werden aangesproken door een paar buitenlanders. “Ze zagen mij kennelijk aan voor de slimste”, aldus Van der Linden, “want ze negeerden Wim en begonnen mij de weg te vragen in het Spaans. Ik stond met mijn bek vol tanden maar van Wim kregen ze netjes antwoord.” Het was 8 januari 1962. Van der Linden zou voorval en datum nooit vergeten. Een stoptrein die die ochtend in Rotterdam van hetzelfde station was vertrokken, kwam om kwart over negen bij Harmelen in botsing met een sneltrein, waarbij 93 mensen om het leven kwamen.