ARGUS NR. 147 – 29 maart 2023
‘Je had iets van een dolle jonge hond’
De reputatie van actrice en zangeres Yoka Berretty (1928-2015) wordt gekoppeld aan haar medewerking aan de geruchtmakende satire Zo is het toevallig ook nog eens een keer waarmee de Vara in de jaren zestig televisiegeschiedenis schreef. Dat was maar een facet van een uiterst kleurrijke, internationale loopbaan. De binnenkort te verschijnen biografie Yoka toont aan dat zij het succes niet opzocht, maar andersom: zij was steeds op het juiste moment ter plekke. Het succes zocht háár. Een voorpublicatie.
Door PETER VAN DER AA
Achter de toonbank bij melkhandel Nieuw Leven, vanaf 1947 gevestigd aan de Amsterdamse Prinsengracht, hing een blik vol sleutels, door buurtbewoners aan Jan van Beek toevertrouwd, opdat hij ook bij hun afwezigheid boodschappen thuis kon bezorgen. Om zijn klanten te bedanken organiseerde ‘Jan de Melkboer’ op vrijdagavond 20 november 2015 een afscheidsfeest in jeugdtheater De Krakeling. Het was stampvol. Ook zijn overbuurvrouw aan de andere kant van de gracht was van de partij, al had ze tevoren gezegd dat zo’n feest niks voor haar was. Jan van Beek en Yoka Berretty konden letterlijk bij elkaar naar binnen kijken en waren sinds 35 jaar bevriend. Yoka dronk witte wijn op het feest. Rond een uur of acht hield ze het voor gezien, liep nog even binnen bij café Het Molenpad voor een afzakkertje en ging daarna naar haar appartementencomplex. Ze haalde de post uit de brievenbus en nam de lift tot bijna de derde verdieping. Vandaar moest ze zeven treden op naar haar voordeur. Wandelstok in de ene hand, post in de andere, slecht ter been met haar 87 jaar en een slok achter de kiezen bleek een fatale combinatie. Ze verloor haar evenwicht, stapte mis en viel. Een benedenbuurman schrok van de klap. Hij vond Yoka zwaar bloedend onderaan de trap. Ze was met haar hoofd net niet op de tegels geklapt maar op een dikke deurmat, anders had ze de val waarschijnlijk niet overleefd. Even later stond het halletje vol met toegesnelde hulpverleners. Yoka werd afgevoerd naar het ziekenhuis. Ze zou nog acht dagen leven
Als Joke Meijeringh kwam ze in 1928 ter wereld in Rotterdam. Op haar eenentwintigste besloot ze op zichzelf te gaan wonen in Amsterdam, met een weinig duidelijk doel voor ogen. ‘Ik had niks en ik kon niks’, zei ze daar zelf over. Om in haar levensonderhoud te voorzien beschilderde ze lampenkappen, gaf pianoles en paste op kinderen. Ze bespaarde op het openbaar vervoer door te gaan liften. In het voorjaar van 1949 stopte ergens tussen Amsterdam en Rotterdam een auto met een knappe jongeman achter het stuur. Dat was Dodo Berretty. Liefde op het eerste gezicht bloeide op, zij het op een ongunstig moment. Dodo werkte bij een garage in Amstelveen. Zijn ambitie was om van fotograferen zijn vak te maken en dan niet in Nederland. Hij wilde naar Parijs, waar de artistieke beau monde er een creatief feest van maakte. Hij ging er al regelmatig heen om de stad te leren kennen en zich te oriënteren op het kranten- en uitgeverswereldje, een enkele keer vergezeld door Joke. Ze trouwden in het voorjaar van 1950 omdat dat jaar in september dochter Jolanthe zou worden geboren. Familie en bekenden toonden zich verrast. ‘We dachten dat jullie nog in Frankrijk zaten en nu krijgen we dit kaartje uit Den Haag’, begon de tekst op een felicitatiekaart. De uitgelaten, springerige Joke leek nog helemaal niet toe aan een baby. ‘Ik kan me je nauwelijks als moeder voorstellen’, schreef een kennis. ‘Toen je hier was had je nog iets van een dolle jonge hond. Maar misschien ben je bezadigd geworden (wat ik me nog moeilijker kan voorstellen)’. ‘Overigens’, aldus een ander commentaar ‘lijkt mij dat ‘moeder’ voor Joke erg gek. Ik zal eraan moeten wennen.’
Jolanthe werd bij een pleeggezin in Den Haag gestationeerd en Joke trok met Dodo naar Parijs, maar al gauw glipte de romantiek hun door de vingers. De irritaties over en weer namen toe en ontaardden vaak in ruzies. In het voorjaar van 1952 was de scheiding van tafel en bed een feit, in december 1952 ging het stel definitief uit elkaar. De achternaam Beretty zou ze de rest van haar leven koesteren, ze gumde Joke uit en zette daar Yoka voor in de plaats. Die naam distilleerde ze uit de verbasteringen die de internationale artiestenkring van ‘Joke’maakte.
Yoka had de smaak van Parijs te pakken. Ze wist wat ze wilde. Dodo had haar veelvuldig gefotografeerd: reeksen portretten waarop zij achtereenvolgens vrolijk, beduusd, boos, geschrokken, verdrietig en onverschillig keek. Die series vonden over de hele wereld aftrek, bijvoorbeeld voor reclamedoeleinden. Cabaretier Wim Sonneveld hield Yoka voor dat ze slordig omsprong met haar talenten. ‘Mensen die zo’n beetje alles kunnen, kunnen van alles maar een beetje. Je moet je focussen en een goede opleiding doen’, zei hij. Als ze toch naar Parijs wilde, raadde hij haar aan daar mimelessen te volgen. In de Franse hoofdstad ging ze in de leer bij Etienne Decroux en Marcel Marceau. Ze schreef ze zich in bij de toneelschool van Fernand Bellan in het Théâtre de Poche en volgde lessen jazzballet bij René Deshauteurs.
Maar ze bewoog zich ook in literaire kringen. Op een avond met Nederlandse vrienden, onder wie Harry Mulisch, ontmoette ze een Amerikaan die beweerde dat hij uit Hollywood kwam en met zijn crew in Europa filmopnamen maakte omdat dat goedkoper was dan in Amerika. Hij bleek echt bij de filmindustrie betrokken te zijn en bood haar een contract aan voor kleine rollen in een paar Amerikaanse televisiefilms. Ze maakte haar debuut in de serie Sherlock Holmes, die in Parijs werd geschoten. Daarna werd in Rome De drie musketiersopgenomen. Zo rolde Yoka tot haar eigen verbazing plotseling in de internationale film- en televisiewereld. A star was born, al was het schijnsel vooralsnog zwak.
Rome beviel Yoka. Zozeer zelfs dat ze van Parijs naar de Italiaanse hoofdstad besloot te verhuizen. Ze had daar bij het maken van de tv-producties wat interessante contacten gelegd in de filmwereld. Ze arriveerde er op 1 april 1954. Yoka had wat Italiaans geleerd maar ze kon beginnen met wat kleine rollen in Engelstalige films. De eerste was The Widow van Lewis Milestone: ‘Drie dagen in Turijn, een kleine maar zeer aangrijpende scène.’ Helaas schreef Milestone haar later een lieve brief waarin hij vertelde dat zijn film te lang dreigde te worden, zodat hij er de schaar in had moeten zetten, waarbij Yoka met haar aangrijpende scène was gesneuveld. Op een dag maakte Yoka een vergissing die altijd aan haar zou blijven kleven: ze weigerde een rol bij Federico Fellini. Ze las het script van Il Bidone en dacht dat hij voor haar het personage van een clowneske serveerster op het oog had, geknipt voor een actrice die mime had geleerd en haar dus op het lijf geschreven. Ze had het mis: Fellini wilde haar voor de rol van straatmadelief. ‘Ik ben kwaad weggelopen’, vertelde Yoka, sindsdien ‘de actrice die nee zei tegen Fellini’. Toen ze later de film zag kon ze zich wel voor haar kop slaan: de straatmadelief bleek een glansrol en die van de serveerster niet veel soeps.
Ze kreeg een Romeinse minnaar, Lucio Sergio, een stuk ouder dan zij. Hij begon hardop te fantaseren over een huwelijk, maar het werd snel duidelijk dat hij allesbehalve een ideale echtgenoot zou zijn. Hij was jaloers en bezitterig en werd bovendien gewelddadig. Dochter Jolanthe zat erbij toen hij ‘tijdens een ruzie dreigde alle tanden uit haar mond te slaan. Ook sloeg hij Yoka ooit met een fles op haar hoofd; een andere keer liep ze rond met een kaakfractuur.’ De situatie liep ernstig uit de hand. Yoka wilde weg uit Rome maar hij probeerde dat op alle mogelijke manieren te beletten. Hij maakte de paspoorten zoek of zorgde ervoor dat de auto ergens stond waar Yoka hem niet kon vinden. De redding kwam toen in Nederland Schandaal in Sorrento in première ging, een film van Dino Risi met Sophia Loren en Vittorio de Sica, waarin zij een Zweedse toeriste speelde. Ze begreep de première aan om zich weer voor langere tijd in Nederland te vestigen.
Terwijl ze vanaf haar terugkeer al te gast was in tal van radioprogramma’s, maakte Yoka aan het einde van de zomer van 1958 haar televisiedebuut bij de AVRO. In het programma Yoka, Blij en Blue (‘een 15 minuten durende vrolijkheid van zang, dans en voordracht’) zong ze Nederlandse en Engelse liedjes en declameerde ze teksten van de dichter Hans Andreus. Het allereerste lied dat Yoka live op de tv zong was Black Coffee van Peggy Lee. De uitzending duurde dus maar een kwartier en was bedoeld als een eenmalig optreden maar door de enthousiaste reacties maakte de AVRO er een maandelijkse serie van.
Op zondagavond 13 december 1959 werd op haar initiatief tijdens de spectaculaire televisieavond Redt een kind geld ingezameld voor kinderen in nood. Aanleiding waren indringende beelden van Algerijnse vluchtelingen in Marokko die massaal aan de bloedige onafhankelijkheidsoorlog tegen Frankrijk probeerden te ontsnappen. Yoka had vooraanstaande acteurs als Ko van Dijk, Paul Steenbergen, Mary Dresselhuys, Guus Oster en Lia Dorana weten te strikken om mee te doen. Andere topartiesten boden zelf hun medewerking aan: Rudi Carrell, Fien de la Mar, Johnny Kraaykamp, Johnny Jordaan, Jules de Corte en violist Herman Krebbers. De avond werd gepresenteerd door Mies Bouwman en Yoka, bijgestaan door collega’s van de andere omroepen die zich ook bij de actie hadden aangesloten.
Eén van de artiesten die optraden was Wim Ibo, destijds een bekend cabaretier, schrijver en producent. Hij was begin veertig en had een karakteristieke, gesoigneerde baard. Halverwege de avond kondigde Yoka aan dat er een bod was gekomen van iemand die er 110 gulden voor overhad als Ibo zijn baard zou laten afscheren. ‘Een prachtig idee’, vond Yoka, ‘alleen is 110 gulden véél te weinig.’ De cabaretier voelde niets voor het plan en bood meteen 125 gulden als hij zijn baard mocht houden maar er was geen redden meer aan. Bod na bod kwam binnen tot er een bedrag van ruim 14 duizend gulden op de teller stond. De baard moest sneuvelen. Yoka hielp de kapper door wangen en kin van het slachtoffer te bedelven onder een enorme hoeveelheid scheerschuim en wist ook nog de plukken baardhaar te verpatsen voor 142 gulden en 80 cent. Het Nederlandse publiek smulde van het programma en Redt een kind werd een geweldig succes. De telefoons waarop kijkers konden inbellen om een geldbedrag toe te zeggen, stonden de hele avond roodgloeiend. De VPRO had gemikt op twee ton maar de actie bracht uiteindelijk twee miljoen gulden op.